Toneelstuk voor handpoppen: “De verdwenen Jan Klaassen”
Toneelstuk voor één of twee handpoppenspelers
Figuren:
Hans
Oma
Tovenaar (of heks, draak Vinni)
Jan Klaassen
een stuk papier
een zakje
Waar is Jan Klaassen?
(Hans wankelt met een briefje in zijn handen het podium op)
Tri-tru-trallala … Nee, dat is niet juist! Tru-la-trirara! Ja, dat is toch om gek van te worden, hoe gaat de tekst nu? Ik moet de kinderen toch goed verwelk...
(merkt de kinderen op)
Oei oei, de kinderen!
(zwaait aarzelend)
Hallo kinderen! Ik heb dringend jullie hulp nodig. Willen jullie mij helpen?
(de kinderen antwoorden)
Eigenlijk zou ik mijn vriend, Jan Klaassen, gaan opzoeken. Maar toen ik zonet bij hem langsging, was hij niet thuis. Op de deur hing dit briefje. Ik lees het jullie eens voor:
“Lieeeefe Hans, iek pen op fakansie fertroken en jei moet te kinteren ferwelkoome! Jan Klaassen”
Kunnen jullie je dat voorstellen? Jan Klaassen vertrekt doodleuk zonder mij op vakantie! Hij weet toch dat ik het welkomstlied niet kan zingen. Kunnen jullie mij helpen?
(de kinderen antwoorden)
(de kinderen antwoorden)
(de kinderen antwoorden)
(zingt op weg achter het gordijn)
(Oma komt het podium op) Jan Klaassen? Jan Klaaaaassen? Hallo kinderen, hebben jullie Jan Klaassen gezien?
(de kinderen antwoorden)
(oma kijkt goed rond)
(Hans zingt achter het podium eenmaal tri-tra-trullala)
(de kinderen roepen dat Hans komt)
(Hans zingt en komt weer met het briefje het podium op)
(Oma neemt het briefje van Hans en leest het) Maar Hans, er klopt iets niet. Ik denk dat Jan Klaassen dat briefje niet zelf geschreven heeft. In het briefje staan zoveel fouten en ik heb net gisteren met Jan Klaassen alle woorden geoefend. Gisterenavond kon hij alle woorden juist schrijven en hierop staan alle woorden verkeerd.
(Jan Klaassen en oma gaan af, van de andere kant komt de tovenaar met een zware zak)
Oh, wat is dat zwaar! Waarom is het toch zo zwaar? Spijtig genoeg ken ik geen toverspreuk om een zware zak lichter te maken.
(merkt de roepende kinderen op)
Ja, wat scheelt er? Waarom roepen jullie zo luid? Ja, kinderen, sssst! Sssst! Als jullie zo roepen, komen oma en Hans eraan. Die mogen mij helemaal niet zien! Jandorie, jullie houden maar niet op, dan moet ik meteen weer verdwijnen.
(tovenaar gaat van het podium af, van de andere kant komt Jan Klaassen)
(kinderen roepen naar Jan Klaassen dat Hans en oma hem zoeken)
(Hans komt van de andere kant met het briefje) Wat, ik geloof mijn ogen niet! Nu staat Jan Klaassen daar! Zeg Jan Klaassen, hoe ben jij uit het kasteel van de tovenaar geraakt?
(Jan Klaassen neemt het briefje, leest het en gooit het dan weg) Ja, krijg nou wat! Hoe kom je erop dat ik zoveel fouten zou schrijven, terwijl ik gisteren de hele dag met oma geoefend heb en ze vandaag voor mij gebakken aardappelen wil maken.
(Jan Klaassen heeft een idee)
De gebakken aardappeltjes! Hans, ik denk dat de tovenaar het briefje geschreven heeft.
(bij twee spelers blijft Hans op het podium. Bij één speler gaat Hans af en komt de oma met de zak op het podium)
(Jan Klaassen en oma – bij twee spelers ook Hans – gaan zingend af)